Volgorde van handelen:
- Scan de omgeving en kijk waar de bocht is?
- Bepaal met welke snelheid je de bocht gaat nemen.
- Spiegelen (kijk binnenspiegel, rechter buitenspiegel en rechts naast de auto)
- Geef richting aan.
– Doe dit op tijd zodat het andere verkeer weet wat jij van plan bent te gaan doen. - Sorteer voor.
– Doe dit op tijd en zorg er voor dat je voorgesorteerd blijft. - Kijk tijdens het afremmen naar links en rechts en blijf je aandacht verdelen.
- Rem af tot 1000 toeren en schakel op tijd terug naar de juiste versnelling.
- Laat de koppeling omhoog zodra je hebt gezien dat je door kunt rijden. Zorg dat de koppeling altijd voordat je de bocht in gaat omhoog is.
- Kijk de straat in en controleer je dode hoek.
- Maak een krappe bocht.
- Pas je snelheid aan het overige verkeer aan en kijk in je binnen en linker buitenspiegel. (nacontrole)
Meest gemaakte fouten:
- – Te laat doorhebben waar je afslag is.
- – Niet vroeg genoeg beginnen dus niet op tijd klaar zijn.
- – Koppeling niet voor de bocht omhoog.
- – Geen controle van de dode hoek voor dat je instuurt.
- – Niet vroeg genoeg je aandacht verdelen over links en rechts.
- – Niet netjes spiegelen.
- – Te ruime bocht maken.
- – Geen nacontrole.
- – Niet je snelheid aanpassen aan het overige verkeer.